Altijd lente
Column: Peter Visser
Gepubliceerd: 2 december 2022
Ik ben trouw aan tandartsen en kappers. Als ik het eenmaal goed vind; wil ik eigenlijk nooit meer weg. Dat wil zeggen ik wil nooit meer een ander. Met de kapper gaat dat goed; waar ze ook naar toe verhuist, ik ga altijd mee met haar. En ze is veel jonger dan ik, dus ik hou dat mijn hele leven vol. Mijn tandarts gaat ook al mijn hele leven mee, maar die is ouder dan ik. Dus die gaat een keer met pensioen. Ik gun hem zijn rust; maar liever had ik dat hij mij als enige patiënt gehouden had.
Ik heb het niet zo op tandartsen en dat bedoel ik niet persoonlijk, maar mijn inmiddels gewezen tandarts begreep mij volledig en zijn assistente ook. Als ik een verdoving nodig had of er werd een gaatje gevuld, streek zij zachtjes met haar vinger langs mijn wang. Kijk daar hou ik van, door die pijn verzachtende vinger, had ik eigenlijk geen verdoving nodig. Op het plafond stond de kaart van New York getekend en mijn gewezen tandarts was/is een muziekliefhebber, dus tijdens het boren was de muziek rustgevend. Eigenlijk niks te klagen. 1 keer kon hij zelf het klusje niet klaren. De verstandskies moest eruit en dat was hem een brug te ver, dus hij verwees me die middag nog naar het ziekenhuis. Niks geen verzachtende vinger van de assistente, niks geen muziek en geen tekening op het plafond. Ik werd door twee slagers in witte jassen in de stoel geduwd en ze hebben mij geen seconde als levend wezen behandeld. Ik was een mond en meer niet.
De slagers wrikten de mond open en keken wellustig in de mond. Oh dat valt allemaal reuze mee, zei de 1 tegen de ander (niet tegen mij, want ik was slechts de mond). Oh vind je? zei die ander. Oh nee zei die ene weer, dat wordt een klus. Het enige wat ik wilde schreeuwen was “ HALLO , IK BEN ER BIJ HOOR!!!!! Maar wat uit mijn mond kreunde was; Hmmmmm hmmmmm. En daar gingen ze hoor; de slagers. Gewapend met tang, beitel, cirkelzaag, klopboor, breekijzer gingen ze mijn zorgvuldig onderhouden verstandskies te lijf . Ik kreunde dat het een lieve lust was. Zij hadden slechts oog voor de mond . Na een uur was de klus geklaard en ik lag total loss in de stoel. Het interesseerde ze geen bal; ik was slechts de mond. Sinds die dag weet ik waarom kaakchirurgen een mondkapje dragen. Dat heeft niets te maken met hygiëne; maar dat is om herkenning te voorkomen. Want als ik deze twee een dag later in de stad had herkend, had ik ze zo tegen de grond geslagen.
Daarna heeft mijn favo tandarts en assistente me nog zeker 15 jaar met liefde behandeld, maar uiteindelijk ging hij met pensioen. Dus ik werd met het hele bestand overgedragen aan de nieuwe praktijk. Een hele hippe praktijk, dat wel. Hippe tandartsen in hippe kleding in strakke, mooie praktijk ruimtes. Maar geen tekening, geen muziek en geen verzachtende vinger langs mijn wang. Twee weken terug om 16 uur vrijdag middag op het laatste moment een wortelkanaal behandeling gehad.
Ik had een bijna dood ervaring. Ik lag te zweten op de stoel. Hij ging nog een klein beetje verdoven, zei hij geruststellend. Ik wist niet dat je een verdoving nodig had voor een verdoving. Ik klapte zowat dubbel van de pijn. Ik heb nooit van wortels gehouden, maar de wortelkanaal behandeling is een diepte punt in mijn vertrouwen van de mens. Buiten kwam ik mijn oude tandarts tegen met een dikke wang. Zelfs hij keek bang, maar hij bracht het kleine beetje lente weer bij me terug.
Peter Visser