Cas
Column: Peter Visser
Gepubliceerd: 13 augustus 2021
Voor de vakantie heb ik mijn vriend Cas begraven. Zo heette hij niet, maar hij noemde mij Petrus en ik hem Cas. Cas dus. Cas was 22 jaar ouder dan ik. ‘Hadden jullie dan een soort vader/zoon relatie’, vroeg mijn verkering. ‘Zeker niet’, haastte ik mij te zeggen, onze relatie was geheel gelijkwaardig. Alhoewel ik zijn advies wel altijd ter harte nam. Cas was ook mijn advocaat en het is niet handig om dat advies in de wind te slaan. Maar ook in de privésfeer had hij een heldere en vooral vrolijke kijk op de samenleving.
Onze vriendschap werd gemarkeerd door humor, want Cas ontbeerde het gevoel van een negatieve kijk op het leven. Diverse favoriete gemeenschappelijke onderwerpen, zoals voetbal, wielrennen, politiek, de kroeg, de kerk werden gelardeerd met humor. Zelfs mijn verloren rechtszaken werden met humor tot een zachte landing gebracht. Hij zorgde voor balans en evenwicht in mijn zakenleven. Wanneer ik het gevoel had, dat mij onrecht werd aan gedaan en ik tot aan de hoge raad wilde strijden, kon hij me met een paar zinnen tot redelijkheid brengen. ‘Natuurlijk kunnen we procederen, maar dan verplaatsen we de geldstroom richting de advocatuur’, zei hij dan. Ging ik er toch maar weer een nachtje over slapen. Met deze visie, kon het zelfs gebeuren, dat ik ook bevriend raakte met de advocaat van de tegenpartij. Zij waren namelijk de beste vrienden buiten de rechtbank. Ik vond dat heel wonderlijk natuurlijk. Maar Cas zei stralend: ‘Advocaten zijn net mensen’.
Zijn gezondheid was broos, maar de laatste maanden zat het hem niet mee. De voorbije weken waren zwaar. Cas kreeg een ernstige infectie en de huisartsenpost, stuurde hem weg met een paracetamol met een delier tot gevolg. Hoe komt het toch dat wanneer mensen zeggenschap krijgen over je gezondheid, er een paternalistisch gedrag naar boven komt, waarbij er soms verkeerde diagnoses gemaakt worden, die een leven ondragelijk maken. Stel een paar extra vragen en probeer je te verplaatsen in een ander zou mijn advies zijn.
Cas stuurde mij een appje, waarin hij zijn naderende einde aankondigde en vroeg mij nog even langs te komen. Waar ik een gesprek verwachtte van iemand die een weloverwogen keuze had gemaakt, trof ik een enorm verdriet. Cas snapte wel dat zijn leven over was, maar dat het met zoveel pijn moest, maakte hem uiterst verdrietig. Natuurlijk hebben we ook even gelachen, maar met een pijn vertrokken gezicht. We kwamen samen tot de conclusie, dat voor iemand die op het seminarie heeft gezeten en zoals hij zelf altijd lachend zei voorbestemd was voor het pauselijk ambt (tot hij zijn vrouw ontmoette), had onze lieve Heer de laatste weken wel een paar steekjes laten vallen.
Met een kus op zijn voorhoofd namen we definitief afscheid.
We hebben Cas begraven en de humor was ver te zoeken.
Peter Visser