Dames en heren,
Column: Klaas Kirpensteijn
Gepubliceerd: 11 oktober 2024
Spreken in het openbaar, de meeste mensen vinden het doodeng.
Een tijdje geleden verscheen het rapport van een wetenschappelijk onderzoek naar de grootste angsten van de Nederlander. De uitkomsten zijn opvallend: Op één staat “spreken in het openbaar”, op twee staat “doodgaan”.
Waarmee empirisch lijkt te zijn aangetoond dat, als iemand spreekt op een uitvaart, de spreker het moeilijker heeft dan de persoon die in de kist ligt. Tja.
Ik heb van die eerste angst geen last, integendeel. Ik vind het heerlijk om een groep mensen toe te spreken en dan in het middelpunt van de belangstelling te staan. Misschien een overblijfsel van mijn jeugdige wens om acteur te worden, of cabaretier. En een beetje ijdelheid waarschijnlijk.
Gelukkig heb ik er ook veel gelegenheid voor gehad. Lang geleden als lid van de gemeenteraad, later als spreker op seminars over bedrijfsopvolging, familiebedrijven en fiscale actualiteiten. En ook als voorzitter van allerlei besturen in het Alkmaarse, bij nieuwjaarsborrels en afscheidsdiners.
Ik heb ook nog een paar keer mogen optreden als ambtenaar van de burgerlijke stand, “uitsluitend belast met het sluiten van huwelijken”. Die carrière duurde niet lang, terwijl ik toch de laatste keer een leuk verhaal had bedacht rond een tekst van Adriaan Roland Holst: “Het geeft te denken dat huwelijk alleen rijmt op gruwelijk en afschuwelijk”.
Nu ik wat ouder word zijn er helaas minder gelegenheden om een presentatie te geven, maar ik pak elke kans. Zo sprak ik zelfs met mijn beste vriend af dat we gaan spreken op elkaars begrafenis.
Mijn laatste spreekbeurt was een paar weken geleden, over de hofjes van Alkmaar, voor een gezelschap van uitsluitend “vrouwen met levenservaring”, allemaal 50+.
Ik was als een kind in een snoepwinkel.
Wat maakt iemand een goede spreker? Je kunt veel leren, maar in de basis moet je het een beetje hebben. Natuurlijk zijn er tips en trucs: Spreek rustig en duidelijk, bouw je verhaal logisch op, gebruik niet te veel sheets, en maak af en toe een grapje om de aandacht vast te houden. Humor is belangrijk! En vooral: zorg dat je weet waarover je praat, dat je boven de materie staat, dat je alle mogelijke vragen kunt beantwoorden.
Soms komt er een vraag die nog niet eerder is gesteld, en waarop je zo direct geen antwoord weet. Mijn mentor, Auke, wist hoe dat te overleven.
“Uw vraag doet mij denken aan het verhaal van de professor en de chauffeur”, zei Auke dan. Lang geleden had een professor een belangrijke ontdekking gedaan en hij werd in het hele land gevraagd voor spreekbeurten daarover. Op een avond gaf de professor aan zijn vaste chauffeur te kennen dat hij er die dag weinig zin in had. “Zal ik het overnemen?” zei de chauffeur. Hij had al zo vaak achter in de zaal zitten luisteren, dat hij het verhaal wel kon dromen. Afgesproken, zei de professor.
Aangekomen bij de zaal stelde de chauffeur zich voor als de professor, en de professor nam achter in de zaal plaats aan het chauffeurstafeltje. De spreekbeurt ging geweldig en vragen werden soepel beantwoord. Totdat er een vraag kwam die nog nooit eerder was gesteld. De spreker dacht even na, en zei toen: “Uw vraag is zo eenvoudig, die kan zelfs mijn chauffeur beantwoorden. Chauffeur, kom even naar voren…”
Na dit verhaal is de kans groot dat de vragensteller zich verder koest houdt.
Ik dank u voor uw aandacht.
Klaas Kirpensteijn