Een huisje dat om je heen zit
Column: Micha de Groot
Gepubliceerd: 8 oktober 2021
Nergens was ik zo thuis en op mijn plek als daar, in De Bergerhof. In die Alkmaarse woonwijk met splitlevelhuizen woonde ik van 1988-1998 en van 2008-2016. Amper 18 jaar was ik, toen Frank en ik er gingen samenwonen in de Boterbloemstraat 4. Ik werd er volwassen, bracht er urenlang door op de grond bij de gaskachel met mijn studieboeken anatomie en pathologie en werd er over de drempel gedragen na onze JA-ik-wil.
Onvermoeibaar draafden we er dagelijks trapjes op en af, lieten een nieuwe keuken, badkamer en dakkapel plaatsen, centrale verwarming aanleggen en maakten ons deze stek steeds meer eigen. Op z’n tijd knalden er ruzies of vloeiden er tranen, maar bovenal hadden we er lief en genoten we volop tussen de vele smalle treden die het huis rijk was. De saamhorigheid in de wijk was groot, hulp altijd om de hoek en tradities als het sinterklaasfeest, lichtjesavond en de rommelmarkt waren altijd weer jaarlijkse hoogtepunten om naar uit te kijken.
Die vele trappetjes hadden echter ook een keerzijde. Zo sloot ik mij met angst en bibber op in het souterrain toen er een oude, Duitse piano van zo’n 300 kilo, zijn weg omhoog in ons huis moest zien te vinden door de smalle doorgangen. En op zijn beurt stond mijn lief doodsangsten uit toen ik stoned van de weeën tollend van trapje naar trapje zwalkte. Bij iedere hevige regenval werd ik bovendien met elke druppel die viel zenuwachtiger. Bang als ik was dat het souterrain (weer) vol water zou lopen, dat gebeurde niet zelden, in onze Bergerhof.
Tot tweemaal toe beviel ik in de knusse woonkamer van onze Boterbloem, terwijl James Taylor mij geruststellend toezong en de kaarsjes brandden. In de slaapkamer bevallen was geen optie. Mocht het misgaan, dan zouden ze me nooit van de bovenverdieping met een brancard omlaag kunnen krijgen. Onze zonen ontgroeiden de luiers, drentelden op hun peuterbeentjes over de houten vloeren van onze woning en genoten van de vele zonnige badjes met buurtkinderen op de groenstrook die geborgen tussen de huizen in lag. Vijf jaar na de geboorte van onze tweede zoon verhuisden we met ons gezin naar een vrijstaand huis aan de Westerstraat in Oudorp. De ruimte, onze Oudorpse roots, de heerlijke tuin en de gemoedelijkheid van een dorp lonkten verleidelijk, maar toch verliet ik met pijn in mijn hart mijn ‘Boterbloem’, dat allerfijnste trappenhuisje in de Bergerhof.
Op het moment dat alle spullen waren verhuisd en we definitief de sleutel zouden overdragen aan de nieuwe bewoonster, ben ik snikkend van boven naar beneden afgedaald om heel bewust afscheid te nemen van mijn huis vol vertrouwde geuren en een schat aan herinneringen. Mijn zonen aan de borst, kleine blote voetjes dribbelend over de vloer, onze beestenbende die hier met ons had gewoond, en al die nisjes, trappen en kamers waar Frank en ik vol vuur de liefde hadden bedreven. Die ene val van Tim uit het stapelbed, de verstopte sinterklaascadeautjes door het hele huis, indianentent in de kleine achtertuin en de overvloed aan lol en liefde.
Toen ik in 2008 na diverse verhuizingen en twee scheidingen op het punt stond met mijn zonen een nieuw pad in te slaan, wist ik één ding heel zeker: ik wilde weer in de Bergerhof wonen. En zo kwamen we te wonen in de Madeliefstraat op nummer 2. ‘Het is echt een huisje dat om je heen zit’, verwoordde mijn mam ‘oh zo mooi’ de geborgenheid van onze woonstek. De eerste keer dat Tim in de gang stond van onze nieuwe splitlevel woning sprak hij de legendarische woorden ‘ja, maar die trappen van toen in de Boterbloemstraat waren echt veel hoger hoor!’, zich niet realiserend dat hijzelf bijna een halve meter langer was dan toen.
Er volgden acht prachtjaren in onze Madelief. Jaren waarin mijn puberzonen zich ontplooiden. Waarin we, na jaren samenwonen met beperkingen, maximaal genoten van een weelde aan vrijheid en mogelijkheden. De Madelief was ‘huize de zoete inval’ waarbij er haast onafgebroken vrienden en vriendinnen van de jongens verbleven, er altijd wel iemand eieren stond te bakken, op de bank lag te chillen, tokkelde op de gitaar, hier of daar lag te slapen of onder de douche stond. Het ene moment zat ik alleen op de bank. Het volgende moment stroomde het huis vol met enthousiast jong spul, werden er stoelen aangerukt, de tafel uitgeklapt, klonk er meerstemmig gelach, werd er spontaan in de pannen geroerd en zaten we plotsklaps om de grote tafel te eten met z’n vijftienen. En dat allemaal in een woonkamer van niet veel meer dan 16m2 groot.
‘Als mam hier ooit weggaat dat moeten wij dit huis samen kopen, Tim!’ zei Sam ooit op stellige toon tegen zijn broer. Daar kwam het nooit van, maar het gaf wel aan hoe verknocht ze waren, net als ik, aan dat malle, lieve trappenhuis in die unieke Alkmaarse wijk, De Bergerhof.
Het huisje dat zo perfect om ons heen zat.
Micha de Groot