Inspiratie
Column: Peter Visser
Gepubliceerd: 3 februari 2023
Ik heb nog nooit de druk van een deadline gehad, maar vandaag wel. Elke eerste vrijdag van de maand mag ik namelijk een stukkie skroive voor de flessenpost en dat doe ik met meer dan veel plezier. Soms een vrolijke anekdote en soms een beetje pittig kritisch. Natuurlijk weet ik al een hele week dat het mijn beurt is, maar er komt gewoon niks uit mijn vingers. Ik ben inspiratieloos. En dat ben ik eigenlijk nooit. Er is altijd wel wat te teuten toch? Maar ik heb gewoon geen zin. Hoe komt dat toch?
Toen ik vanmorgen naar mijn werk reed, viel in ene het kwartje. Alles is grijs en nat. Ik ben echt een seizoensmens en ik kan genieten van elk jaargetijde. Maar als ik heel eerlijk ben is de aanloop naar de lente wel de minst leuke. Zeg maar; de meest inspiratieloze. Niet dat ik depressief ben, hoor. Helemaal niet zelfs, alleen elke dag lijkt nu wel hetzelfde; grijs en ook nog eens nat. Daarbij komt; iedereen lijkt ook wel ziek of onderweg. Als ik de TV aanzet is het de watersnoodramp uit 1953, dat de klok slaat. Smachtend kijken we uit naar de zon; voorlopig zijn we nog niet zo ver.
November en december zijn ook vaak nat en grijs, maar dan speelt er nog van alles; kerst, sinterklaas en dan lijkt het wel of we nog voldoende vitamine D in het lijf hebben, de eerste twee weken van januari gaan ook nog en dan is wel een beetje opperdepop met de vitamine D. Ik woon op een boerderij, met paarden, pony’s, honden en natuurlijk de liefde. 50% van de tijd ben ik buiten. Geheel naar Ramses Shaffy’s Laat me; Ik zal gerust wel een keertje sterven, daar kom ik echt niet onderuit. Bij mij is dat niet bij gebrek aan buitenlucht. Op die open vlaktes, maak je alle kleuren gewoon intensiever mee. Herfst, lente, zomer en winter, allemaal verschillende kleuren en dus ook de kleur grijs in februari en als het tegenzit april ook nog. Ik ben die kleur gewoon zat; grijs hoort niet bij mij. Zelfs de paarden staan troosteloos in de bak,
hunkerend naar ’t zonnetje.
Toen we 15 jaar geleden de boerderij kochten, moesten we beginnen bij het begin. Het was één groot bouwval. Toen ik in mei terug kwam van een weekje vakantie met een vriend van mij; bracht de goede man mij thuis in het holst van de nacht. Alles was donker, er stond een bouwhek en het buitenlicht deed het niet. Net toen ik uit wilde stappen zei hij meewarend; je mag ook bij mij slapen hoor. Geen denken aan, riep ik. Dit is mijn plek, heb je enig idee hoe het hier morgen uitziet; als het zonnetje schijnt? Ik kon hem niet overtuigen en hoofdschuddend reed hij weg.
Afgelopen week was ik samen met hem naar de sauna, hij bracht me thuis in de stromende regen
en keek me weer aan vol medelijden. Je wilt zeker niet bij me slapen, zei hij lachend. Bijna was ik
blijven zitten. Ik zeg altijd dat de boerderij 10 miljoen waard is in het zonnetje en aan de
straatstenen niet te slijten in de regen. Maar als het zonnetje dan ook komt, is bovenstaande als sneeuw voor de zon verdwenen en ben ik zelfs de kleur grijs vergeten. Lange lichte dagen, de geur van vers gemaaid gras, ontbijt, lunch en diner in de tuin. met een gin/tonic kijkend naar het groeien van het gras.
Bij het opschrijven van deze zin, komt de kleur weer terug, dartelen de lammetjes in de wei en hebben de ganzen plaats gemaakt voor de grutto. Ik kijk naar buiten en zie dat het regent. Het is verbazingwekkend
hoeveel woorden je kunt wijden aan… inspiratieloos.
Peter Visser