Kermis, toestand tussen trance en terror
Column: Micha de Groot
Gepubliceerd: 10 september 2021
Onze Alkmaarse kermis werd door de coronamaatregelen vorig jaar danig in de kiem gesmoord. Aanvankelijk bleef het ook voor 2021 nog even onzeker, maar mocht de kermis weer op zijn schreden terugkeren naar onze stad. Dat leverde een luidkeels gejubel op.
Oké, ik geef het eerlijk toe, dat gejubel kwam niet van mij. Sterker nog. Na een luidkeels: ‘Oh nee’, geslaakt te hebben, liep ik een poosje heel pathetisch te zuchten. De overload aan toeters, bellen en Hollandse dijenkletsers is op z’n zachts gezegd niet echt ‘mijn ding’. De flikkerende lichten in 38 kleuren en rauwe Marlboro-mannenstemmen met hun ‘DAARRRRR GAAN WE WEERRRRR…’ liftten mij binnen twee minuten naar een staat van maximale overprikkeling en vormt de grootste reden dat ik al sinds jaar en dag met een grote boog om de kermis heen laveer. Dat was op zichzelf best nog een uitdaging, omdat de Alkmaarse kermis zich door het centrum heen vlecht.
Waar is het misgegaan met mij en de kermis?, vroeg ik mijzelf laatst af. Als kind keek ik namelijk reikhalzend naar dit festijn uit. Veel ouder dan een jaar of 13 zal ik niet zijn geweest, toen ik er met vriendinnetjes niet was weg te slaan. Schalks kijkend hingen we quasi nonchalant rond bij de botsauto’s op onze Oudorper kermis. Meegevraagd worden door een manse jongen in zijn botsauto, was als dertienjarig meisje toch min of meer het hoogst haalbare rendement wat er uit de kermis viel te slepen.
Toch was ik, ook op die leeftijd, nog altijd idolaat van ‘De Rups’. Ontelbaar vaak heb ik in mijn prille jaren rond gerateld in één van die gammele karretjes. Vol spanning wachtend op één van de leukste Rups rituelen, namelijk het moment waarop de kap over onze hoofden neerdaalde en we vervolgens rond raceten in het donker. Onderwijl hysterisch gillend natuurlijk! En dan hadden we het summum nog niet eens gehad. Die kwam nadat de kap er weer was afgestroopt en mijn ogen knipperend aan het daglicht probeerden te wennen. Op dat moment werd de pluim losgelaten. Deze grote, rode pluim hupste enthousiast boven onze hoofden. Al voortrijdend ging je dan een beetje staan in je kuipje en probeerde de pluim te pakken te krijgen. Lukte het je om deze van zijn koord te grissen dan mocht je nog een extra rondje gratis in de rups. Man, wat was dat leuk. De kermis in Oudorp was niet meer dan één straatje attracties, maar ervoer ik nooit als te summier. Sterker nog, juist die overzichtelijkheid maakte het tot een knusse bedoening. Terwijl ik mijn chocolade sigaretten samen met het papier eromheen tot een klompje kauwde, bewoog ik me binnen mijn favoriete driehoek van zweefmolen, Mount Everest en De Rups heen en weer. Die vertrouwdheid was heel geruststellend. Daarbij had alles op het gebied van licht en geluid nog niet de helft van decibellen, sterkte en variëteit als het tegenwoordig heeft.
Er was echter één belangrijk element dat ervoor zorgde dat een uitje kermis pas echt af was. Dat was…(tromgeroffel) …de wijnbal! Een grote, rode, mierzoete bal in cellofaan waar je op kon sabbelen tot je een ons woog. Je kon de doorgewinterde wijnbalfanaat al van verre herkennen: lippen en tong rood uitgeslagen van de kleurstof. Toch zat niemand daar mee. Net zomin met het feit dat na een tijdje de barsten in je tong schoten van al dat hartstochtelijk gesabbel. Dat kon gewoon in de jaren tachtig.
De liefde die ik toentertijd voor de kermis aan de dag legde, is ondertussen tot de laatste drup verdampt. Uiteraard heeft dat alles te maken met het klimmen van mijn levensjaren. Met het feit dat ik toentertijd vrolijk lachend honderd rondjes meedraaide in de zweefmolen terwijl ik nu al onpasselijk word als ik er alleen al naar kijk. Maar er is meer. In deze 21e eeuw moet je wel erg stevig in je schoenen staan om de veelheid aan zintuiglijke prikkels te trotseren.
Toch koester ik nog altijd jaarlijks een kermis hoogtepunt. Dat zijn, jawel, de poffertjes. Op die magnifieke, botervette deegklompjes, verscholen onder een centimeter poedersuiker verheug ik me al ver van tevoren. Dit jaar zorgden ze voor een nog groter plezier dan voorgaande jaren. De kermis had zich namelijk teruggetrokken uit de directe Alkmaarse binnenstad. Dat betekende dan ook grenzeloos genieten zonder een scala aan toeters, sirenes en doldraaiend spul.
Hoewel natuurlijk een begeleidend ‘DAARRR GAAN WE WEERRR…’ op het moment dat ik mijn tanden in de warme poffers zette, niet had misstaan.
Micha de Groot