Landlooperij
Column: Chris Houtman
Gepubliceerd: 14 mei 2021
In het nieuws: gedoe op en rond de Paardenmarkt en het Clarissenbolwerk door daklozen, junks en ander volk, wiens aanwezigheid door veel brave burgers als overlast wordt ervaren. Nou doe ik dagelijks mijn boodschappen bij de op dit plein gesitueerde supermarkt en inderdaad hangen er redelijk wat ‘niet alledaagse Alkmaarders’ rond. En ja, ze zijn dikwijls luidruchtig en sommigen van hen zitten ’s ochtends vroeg al met een blikje bier in de hand, maar waar zouden ze anders moet rondhangen? Iedere stad heeft zijn eigen buitenbeentjes, het is altijd zo geweest en zal ook altijd zo blijven.
Ter illustratie: in 1906 verscheen er een spraakmakend boekje onder de titel ‘Landlooperij’ van de journalist M.J. Brusse (inderdaad familie van…) die enkele weken ‘undercover’ ging bij de ontheemden van zijn tijd. En de titel landloperij moet je letterlijk nemen want Brusse begeeft zich in dit boekje, samen met enkele zwervers, te voet op weg van Den Helder in de richting van Rotterdam, langs het Noord-Hollands Kanaal. Hierbij doet hij ook Alkmaar aan, waar hij met zijn neus in de boter meent te vallen, want het is 8 oktober, maar kennelijk geldt de feestvreugde alleen voor de ingezetenen van de stad, want Brusse en zijn kompanen zijn nergens werkelijk welkom. Vonden ze tijdens hun tocht langs het kanaal her en der nog onderdak bij behulpzame plattelanders, in Alkmaar moeten ze uiteindelijk een betaalde slaapplaats zien te bemachtigen in het logement ‘Het Sterretje’ in de Sint Annastraat. Het wordt geen onverdeeld genoegen, getuige de beschrijving die Brusse van dit etablissement geeft: “In een stil, donker straatje hing boven een dompig kroegehuis een lantaarn uit en het vlammetje scheen bleek door een blauwe ster heen: Het Sterretje, daar moesten we wezen. ‘t Was er gloed-heet, ‘t schemerdonker blauw van de rook en al het volk zat met roode drankkoppen. ‘n Woest lawaai sloeg ons tegen, dat ik mijn vuisten bang kneep. Op dien zolder en de vliering in ‘t Sterretje, lagen we dien nacht met ons negen en dertigen, mannen en vrouwen, dicht naast elkaar. (…) Onder de lage balkenzoldering hing een mengeling van een walgelijk dikke slaapwalm, scherpe drankstank en wee-vunzende wasems uit de vervuilde lijven en de hoopjes verarmde kleeren. Hier moest ik slapen. (…) Ik kon me niet stil houden in dat kleverige, klam lauwe bed, dat zoo wee lag te vunzen.”
Dakloos zijn anno nu is al geen pretje, maar aan het begin van twintigste eeuw was het helemaal een bezoeking. En net als tegenwoordig moest ook Brusse maar zien hoe hij het moest rooien, de volgende ochtend toen hij na een beroerde nacht weer op straat terecht kwam. Hij doolde langs een “ouderwetse, deftige gracht” waar hij bij een statig pand naar binnen keek en daar een “rein-wit gedekte ontbijttafel” zag die klaar stond. Daarna kwam de undercover journalist met zijn kompaan op een bankje in de Alkmaarder Hout terecht. En daar kreeg hij een soortgelijke ontvangst die de daklozen op de Paardenmarkt en het Clarissenbolwerk tegenwoordig krijgen. Brusse in 1906: “Een paar jonge dames kwamen blootshoofds uit een villa gewandeld, maar toen ze ons merkten, zagen we hen schrikken en vlug weer terugkeeren naar huis. Een officier stapte haastig op de Kadettenschool toe. Een eindje voorbij ons bleef hij staan kijken en hoorden hem aan een schildwacht daar vragen: ‘Wat zijn dat voor boeven?’”
Hoe zeiden ze dat vroeger ook alweer: l‘histoire se répète?
Chris Houtman
Fotobijschriften: Het voormalige logement Het Sterretje Elsinga, J. / collectie Regionaal Archief Alkmaar / RAA011006953.
Titelpagina ‘Landlooperij’ Collectie Regionaal Archief Alkmaar
Klik op één van de afbeeldingen voor een vergroting.