Ploert met een t
Column: Klaas Kirpensteijn
Gepubliceerd: 14 juni 2024
“Correcte, foutloze taal boeit echt helemaal niemand meer. Ja, een klein clubje boomers en taalpuristen, maar de rest van de wereld zal het echt een hele grote worst wezen. Taalfouten moeten we gaan accepteren”.
Aldus een artikel in de NRC van een paar weken geleden. Ik gruw bij de gedachte, maar ja, ik ben dan ook zo’n boomer. Bij taalfouten in gedrukte tekst, in reclames of in officiële brieven springt bij mij het glazuur van de tanden.
Natuurlijk, taalfouten kunnen heel grappig zijn, er zijn zelfs websites die ze verzamelen. Ik moet ook lachen als een horecabedrijf laat weten dat “wij onze eigen taarten berijden”, als er stampotjes, oude kaaskroketten en nazischijven op het menu staan. Of als de krant kopt dat “mannen windmolens lelijker vinden dan vrouwen”.
Maar een klein foutje kan ook grote gevolgen hebben: Als de reclame zegt dat we moeder met moederdag maar eens moeten verassen, denk ik toch dat ze liever een bloemetje krijgt.
Noem me een pietlut, maar ik stoor me vooral aan de slordige foutjes, u kent ze vast wel: d of t, als of dan, mits of tenzij, u of uw en zij of hun. Die laatste vond ik alleen acceptabel uit de mond van een hele grote die zei dat “als wij de bal hebben, hun niet kunnen scoren”. Dat is een klassieker met een eigen schoonheid.
Ik weet ook wel dat de Nederlandse grammatica niet eenvoudig is, dat ’t kofschip niet bij ons allemaal aan de kade is blijven liggen en dat niet iedereen evenveel taalgevoel heeft. In een appje of een informeel briefje is een taalfoutje helemaal geen probleem, al word ik van het toenemende gebruik van afko’s soms wel een beetje depri. Maar een officiële brief of een gepubliceerde tekst mag toch wel foutloos zijn?
Doe is ff normaal!
Toch heb ik in mijn loopbaan heel wat sollicitatiebrieven gezien van hoogopgeleide mensen, met daarin knollen van taalfouten. Neem van mij aan dat de kans op een baan daar niet groter van wordt. Weet je van jezelf dat dit niet je sterkste punt is, laat zo’n brief dan even door iemand nakijken. Ik las op die manier heel wat werkstukken en scripties van mijn studerende kinderen, en die zijn nu allemaal geslaagd.
Als beginnend belastingadviseur had ik een klant, een tuinder uit Langedijk met een heerlijke westfriese tongval, die erg kwaad was op de belastinginspecteur. Ik hoefde geen bezwaarschrift te schrijven, want om op mijn tarief te besparen “skroif ik zelf wel een briefie”, zo zei hij.
Ik mocht het resultaat nog wel even nakijken. Hij had een hele duidelijke brief geschreven, ik had maar twee opmerkingen: Hufter schrijf je met een f, en Ploert met een t.
Klaas Kirpensteijn