Over mallemolens en strijkmolens
Column: Micha de Groot
Gepubliceerd: 18 juni 2021
Mijn Hollandse roots heb ik, al had ik dat al gewild, nooit onder stoelen of banken kunnen schuiven. Dat in de eerste plaats vanwege mijn grote, blonde, potige verschijning, maar aan molens, kaas en tulpen heeft het mij in mijn leven ook nooit ontbroken.
Toen ik net een paar maanden oud was en mijn nog wat wazige kijkers iets verder konden turen dan slechts een vader en een moeder, zag ik molens. Vier stuks op een rij maar liefst. Ze stonden prominent te shinen wanneer we door het raam van onze woonkamer naar buiten blikten. De Zeswielen, zo waren ze gedoopt. In de 17e eeuw hadden ze met z’n zessen op een rij gestaan namelijk. Strijkmolens waren het, bedoelt om het overtollige water (van de Raaksmaatsboezem op de Schermerboezem) uit te malen.
Dag in dag uit slingerde ik vanuit ons huis aan de Wieken (onze straat) met hond Kaja tussen de molens door, over de Molenkade. Het fascineerde mij dat daar mensen woonden. In een molen maar liefst! Echte mensen. Ik had het met eigen ogen gezien omdat ik samen met mijn moeder wel eens op visite ging bij een vriendin van haar die in één van de molens woonde met haar gezin. Het was een huisje in het rond met poppenraampjes, een houten vloer en geblokte gordijnen. Ik keek er mijn ogen uit.
Mijn molenbetovering duurde voort en dus benutte ik de eerste de beste mogelijkheid om mijn spreekbeurt over molens te houden. Voor de nodige input toog ik met pen en papier naar het ‘Roode hert’, een stellingmolen aan de Frieseweg. Een grote man met ruige, witte haren en een dikke buik onder zijn blauwe stofjas stond mij op te wachten bij de ingang. Geduldig nam hij mij mee op sleeptouw en legde me alles uit over de molen en het maalwerk. Ik zie het nog zo voor mij hoe hij mij zijn opengevouwen hand toonde, vol met graankorrels. En dat die korrels er aan de andere kant dan als meel uitkwamen.
Ik groeide op en woonde samen met mijn lief en onze zonen jarenlang in de Bergerhof. Een splitlevel wijk met zijn eigen molen. ‘De Eendracht’. Het toeval wilde dat onze verloskundige Tom Kreuning, tevens de molenaar was van de Eendracht. Na de geboorte van de jongens zette hij de molen dan ook enthousiast in de feeststand.
Toch liep mijn liefde voor molens nooit de spuigaten uit. Bij mijn moeder was dat wel anders. Haar molens waren heilig voor haar. Iedere dag stond ze gelukzalig voor het raam naar ze te turen. Hoe hun wieken gestaag ronddraaiden op de wind. ‘Ik ga nooit weg uit dit huis. Jullie moeten mij er tussen zes planken uitdragen want verhuizen, dat doe ik niet’, sprak ze zo stellig dat wij het niet in ons hoofd haalden er iets tegenin te brengen. Zelfs toen het beklimmen van de trap zo’n helse toestand werd dat mijn vader haar tree voor tree omhoog moest duwen, was verhuizen naar een gelijkvloerse woning onbespreekbaar. Nooit weg uit ‘De Wieken’ was haar credo.
Op een zaterdag in januari vorig jaar, raakte ze na een herseninfarct buiten bewustzijn en werd per ambulance naar het ziekenhuis overgebracht. Overmand met zorgen en verdriet hobbelden we in het ziekenhuis achter haar bed aan toen ze een kamer in werd gereden op de 1e etage. Daar volgde een opgeluchte glimlach toen bleek dat ze, lekker vertrouwd, in een kamer werd geplaatst met uitzicht op een molen. En niet zomaar één. Het was de molen van Piet die prachtig en fier op het bolwerk staat te shinen en oorspronkelijk ‘Molen de Groot’ heet. Onze naamgenoot dus.
Mam overleed, in ons bijzijn, een paar dagen later. Het verdriet was groot maar opnieuw werd de pijn wat verzacht met welkome molentroost. In het uitvaartcentrum werd ze opgebaard naast haar ‘Zeswielen’. Dit uitvaartcentrum had toevalligerwijs een kamer waarvan één wand in zijn geheel was bedekt met een enorme foto van haar geliefde uitzicht. De Oudorperhout met zijn molens, groenpartijen, reigers en riet.
Wij schoten allemaal vol.
Een paar dagen later namen we afscheid van haar. Groot in beeld was daar een foto van een zwaaiende, blije mam terwijl op de achtergrond ‘De mallemolen van het leven’ haar uitgeleide deed.
Molens….
Troostrijk en onuitwisbaar zijn ze.
Micha de Groot